Bij de afsluiting van het Volkskrant Kenniscafé in De Balie op 21 oktober 2013, gewijd aan de vraag hoe het onderwijs kan worden verbeterd, werd deze column uitgesproken:
Verpokémoniseer het onderwijs!
Vraag 1 – Waarom is leren zo moeilijk? Waarom hebben de meeste kinderen zo’n gloeiende hekel aan het leren van de tafels van 1 tot en met 20, de vervoegingen van Franse werkwoorden die op -er, -ir en -oir eindigen, de zestien naamvallen in het Duits, of de vele jaartallen van de hoogte- en dieptepunten van de 80-jarige oorlog? Waarom is dat zo lastig?
Vraag 2 – Waarom is leren zo makkelijk? Waarom kent ieder jongetje van 8 de namen van minstens 40 dinosauriërs uit zijn hoofd, waarom kent ieder kind dat groot genoeg is om vanuit de auto naar buiten te kijken zo ongeveer alle bekende automerken én -types blindelings te herkennen? Van de Daewoo Matiz tot en met de duurste Maserati? Waarom lukt dat zonder enige aanmoediging?
Vraag 3 – En waarom zijn deze eerste twee vragen verschillend? Zijn ze dat eigenlijk wel? Wat is het verschil tussen een rijtje werkwoorden en een rijtje automerken? Waarom zouden naamvallen moeilijker zijn dan dinonamen? Daar zal toch werkelijk geen verschil in zitten dat te herleiden valt tot de anatomie of de netwerkstructuur van de neuronen in het brein. Dat kan niet. Het verschil tussen deze beide vragen moet van psychologische aard zijn.
Zelf ontdekte ik dit rare fenomeen toen een van mijn eigen kinderen zich op ongeveer tienjarige leeftijd te buiten ging aan het verzamelen van Pokémons. Pokémons zijn vreemde Japanse manga-achtige fantasiefiguurtjes. Een slimme marketeer had bedacht dat je daar een soort speelkaarten van kon maken, met een plaatje van zo’n Pokémon er op, en die kaartjes ontwikkelden zich in korte tijd tot begerenswaardige collectors-items. Sommige waren zelfs prijzig. Kinderen deden bijna een moord voor zulke kaartjes, en ik herinner me dat we tijdens vakanties in het buitenland voor zoonlief ook de buitenlandse Pokémonkaartjes moesten zien te vinden. Of kopen, eigenlijk. Tientallen van die maffe poppetjes waren er, met rare namen als Pikachu, Bulbasaur, Squirtle, Parasect, Psyduck en Tentacruel. Mijn zoontje kende ze allemaal bij naam. Sterker nog, hij bezat op zijn kinderkamer een poster met tientallen van die gedrochten, slechts als silhouet afgebeeld en alleen al aan de vorm van het silhouet wist hij meteen te vertellen welke Pokémon het was.
Ik vond dat echt ongelooflijk. Dit is dus een mooi voorbeeld van het kolossale leervermogen van kleine kinderen. Op een of andere manier moeten de vorm en de naam van de Pokémon-figuurtjes gekoppeld zijn opgeslagen in het kinderbrein. Hetzelfde doet zich voor bij de vorm van automobielen en de logo’s en namen van automerken. Maar níét bij werkwoordsvervoegingen, naamvallen of jaartallen. Komt dat omdat er een plaatje bij ontbreekt? Of omdat het ‘der-des-dem-den’ niet in de vorm van speelkaarten wordt aangeboden? Of omdat de jaartallen geen logo hebben? Geef ze dan een logo, of maak er een set speelkaarten van!
Of komt het omdat naamvallen verplicht geleerd moeten worden en dinosaurusnamen niet? Zou het omgekeerde het geval zijn wanneer je op school verplicht de namen van 60 dinosaurussen moet stampen inclusief of ze uit Jura of Krijt stammen. En zouden kinderen de tafels van vermenigvuldiging spontaan uit hun hoofd leren als niemand het verplicht stelde? Dat is of was de kerngedachte achter het Iederwijs, maar ik betwijfel het sterk. Maar toch moeten de constateringen uit de vragen 1 en 2 aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Dáár ligt de ware uitdaging voor het onderwijs. Maak dat kinderen de Duitse naamvallen net zo gemakkelijk leren als de namen van dino’s en Pokémons.
Ik pleit hier dus voor een verpokémonisering van het onderwijs. Hoe je dat praktisch in een vat giet, gaat mijn pet te boven, maar laat een Japanse manga-tekenaar een tijdje het ministerie van onderwijs runnen, met een marketeer als staatssecretaris en zie wat er van komt. Ik ben benieuwd.