Dit is de column van het Volkskrant Kenniscafé in De Balie, van 16 december 2013
Vijf zintuigen hebben we, zo gaat het verhaal. Horen, zien, voelen, ruiken en proeven, en vrouwen hebben een zesde zintuig, vooral moeders aangaande hun kinderen en echtgenotes aangaande escapades van de partner. In werkelijkheid hebben we altijd al zes zintuigen, en dat zonder het domein van het esoterische te betreden. Verder kent het dierenrijk nog minstens een zevende zintuig, en de rest is wat mij betreft fantasie. En trouwens, de klassieke vijf zintuigen die we altijd al hadden slaan ernstig de plank mis. Ik zal dat allemaal uitleggen.
Om te beginnen de geur: een paling kan geuren ruiken van stofjes die in een verdunning van één op een miljoen in het water zijn opgelost. Dat is dunner dan homeopatisch verdund. Wij mensen kunnen dat niet. Dat is maar goed ook, want anders zou ik nu de afzonderlijke ademgeuren van alle hier aanwezigen kunnen ruiken, en u zou dat ook kunnen. Het heeft dus wel een voordeel dat ons reukvermogen nogal beperkt is.
Dan het gehoor: wij horen geluiden tussen grofweg 20 en 20.000 Hertz. Geluiden die eronder zitten, infrasoon, zoals de conversatie tussen olifanten of het geluid van aardbevingen, kunnen wij niet horen. Geluiden die erboven zitten, ultrasoon, zoals de piepjes van vleermuizen en het bekende hondenfluitje evenmin. Het is niet erg, maar het toont aan dat ons gehoor ietwat beperkt is. En met het vorderen van de leeftijd wordt het er niet beter op.
Het gezichtsvermogen: een havik kan van tweehonderd meter hoogte een object op de grond zien liggen ter grootte van een erwt. Bij ons zou dat object minstens de maat én de alarmkleur van een sinaasappel moeten hebben. En als we wat ouder worden gaat dat naar maatje grapefruit en voetbal toe. We zien, kortom, tamelijk belabberd.
Het gevoel is al evenmin geweldig: we ervaren gewoon printerpapier als iets mooi glads, terwijl het in werkelijkheid een berglandschap is. En probeer geblinddoekt maar eens het temperatuurverschil te voelen tussen een kokende fluitketel en een diepgevroren brok metaal; in beide gevallen denk je je vingers te branden.
En over nummer 5, smaak, valt al helemaal niet te twisten. Zelf ben ik verzot op al dente gekookte spruitjes. Al met al lopen we dus feitelijk als een blinde, dove, gevoelloze invalide struikelend en op de tast door de wereld, terwijl we toch denken dat we er veel van meekrijgen. Het is een illusie. Ultra- en infrageluid, ultra- en infrageur, ultraviolet en infrarood: het ontgaat ons allemaal. Vandaar dat sommigen zeggen dat er meer moet zijn tussen hemel en aarde. Dat is zeker het geval. Hondenfluitjes bijvoorbeeld. Of de deodorant van de buurvrouw die zes huizen verderop in de achtertuin een sigaret rookt.
Het zesde zintuig dat we ook allemaal hebben maar wat nooit als zodanig wordt genoemd is ons evenwichtsorgaan, waarmee we onze positie ten opzichte van de zwaartekracht kunnen waarnemen. Mensen die tijdelijk hun evenwichtsorgaan missen, door een ontsteking bijvoorbeeld, moeten vastgesnoerd op hun bed liggen en voelen zich permanent kotsmisselijk. Ons zesde zintuig is overigens ook bij mannen ingebouwd.
En dan is er het zevende zintuig, aanwezig bij bacteriën, ongewervelden zoals de honingbij en ook bij sommige vogels ern zoogdieren: de magneetreceptor. Dieren die dit zintuig bezitten, nemen het aardmagnetisch veld waar en kunnen zich aan de hand daarvan orienteren. Dat kunnen wij mensen niet, dus ook dat onderdeel van het schemergebied tussen hemel en aarde ontgaat ons volledig.
Een achtste zintuig is de electroreceptie, vooral bij vissen aanwezig. Dus ja, er is wel degelijk meer aan de hand dan u en ik in de gaten hebben. Maar daarvoor hoeven we niet op zoek te gaan in de wereld van de kabouters, de goden en geesten, of te verdwalen in de bedompte en muf ruikende krochten van de metafysica en de parapsychologie. Het enige wat we daarvoor hoeven te doen, is simpelweg erkennen dat we ook niet alles kúnnen waarnemen. Zo blijft er gelukkig nog wat te raden over.