Jelle Reumer

WETENSCHAP & COMMUNICATIE


De zang van de siamang

Op 15 december was er weer een kenniscafé in De Balie, over muziek deze keer, met een drummende Martijn van Calmthout, zelfgeknutselde drinkrietjes-klarinetjes en een leuk gelegenheidsorkestje. En met deze gesproken column van mijn kant:

Hier staat een bioloog die over muziek gaat praten. Ha, denkt u dan, dat gaat vast over het getjilp van de huismus, het piepende gefietspomp van het koolmeesmannetje en zeker ook over de welluidende zang van de nachtegaal – vanouds beschouwd als het toppunt van dierlijke muzikaliteit. Daar ga ik het allemaal níet over hebben. En ook al niet over de dieren in de muziek, over het Carnaval des Animaux van Camille Saint-Saëns of het Forellenkwintet van Franz Schubert, of Prokofjevs Peter en de Wolf, want dat kennen we allemaal wel. Ik wil het met u hebben over de muziek van apen, want wij mensen zijn apen en geen koolmezen of nachtegalen of forellen.

Niemand weet meer van apen dan Frans de Waal, dus is het interessant te zien of hij behalve over seks, alfamannetjes en empathie ook over de muziek van de mensaap heeft geschreven. Kan een mensaap muziek maken? Al is het maar vocaal en a capella? Ik heb zijn meeste boeken gelezen en in een ervan kwam ik de muziek tegen, in een beschrijving van de zang van de siamang. Dat klinkt al muzikaal, de zang van de siamang, maar dat is toeval.

Siamangs zijn gibbons, grote zwarte gibbons uit Sumatra. Siamangs, zo schrijft De Waal, zingen hard en luid en harmonieus. Dat harde en luide gillen kunnen ze zomaar vanzelf, maar het harmonieuze vergt oefening. De apen zijn dus een tijdje bezig om hun geluiden op elkaar af te stemmen, zoals de leden van een band of van een zangkoor voor een optreden ook altijd even flink moeten stemmen en oefenen. De gibbons kunnen vier verschillende soorten geluid maken: harde korte knallen, een blaf, een vibrato en een tweetonige gil. De mannetjes zijn vooral tweetonig en de vrouwtjes blaffen wat vaker.

Met dat repertoire zingen de apen het halve oerwoud bij elkaar. Ik citeer de Waal: “terwijl het duet andere soortgenoten laat weten dat ze uit de buurt moeten blijven, verkondigt het tegelijkertijd de boodschap: ‘wij zijn één’.”  De zang van de mensaap dient er dus primair toe om het territorium af te bakenen en om eenheid uit te stralen. Als we dat met de menselijke muziek en haar functie vergelijken komen we uit bij het volkslied. Het Wilhelmus, de Marseillaise, Deutschland über alles: de muziek straalt vooral het ‘wij’-gevoel uit.

Mijn hypothese is daarom dat het volkslied de menselijke oermuziek is. De mens bakent er zijn territoriale grenzen op muzikale wijze mee af en gilt uit één keel: ‘Wij zijn één, wij horen bij elkaar, wir sind das Volk’. Op de voet gevolgd door de marsmuziek in martiale vierkwartsmaat, om in geval van problemen met de buren met slaande trom, trompetgeschal en gestrekte laars te kunnen ingrijpen.

En dan is er natuurlijk de liefdesmuziek. Siamangs zingen duetten en doen dat zelfs met versterking door middel van hun grote keelzakken. Man en vrouw, samen, hij meer krijsend, zij meer blaffend, en dan ook nog met versterking. Hoe romantisch kun je het hebben? De Waal schrijft hierover: “Hun wilde, rauwe liederen groeien in volmaakte harmonie uit tot wat wel is beschreven als het meest complexe gezongen opus uit de mond van een ander gewerveld landdier dan de mens.”  Is dat niet prachtig? Zo beschouwd is de muziekwetenschap gewoon een vorm van zoölogische gedragskunde.