Het Kenniscafé op 16 februari ging over drones. Over de techniek, de mogelijkheden, de risico’s. Mijn column ging over de vraag: Waar horen drones evolutionair gezien?
Wat een drone technisch is weten we nu, een robot die kan vliegen. Wat het met ons doet begrijpen we ook wel een beetje. Maar hoe is de drone biologisch te duiden? Waar ergens hangt de drone aan een tak van de stamboom van het leven? Niet bij de insecten, dat mag duidelijk zijn, ondanks de naam drone, wat gewoon Engels is voor dar, die nutteloze en slechts op een snelle wip beluste mannelijke bij. De drone hoort in elk geval tot de gewervelde dieren, want de mate van intelligentie die het apparaatje bezit, komt alleen bij de dieren met hersenen en een ruggenmerg voor.
Binnen de grote groep van de gewervelde dieren is het vliegen als vaardigheid minstens driemaal geheel onafhankelijk ontstaan. In de Jura- en Krijttijdperken vlogen pterosauriërs door het zwerk. Terwijl op land de dinosaurus rondslenterde en de zee door loom rondzwemmende ammonieten werd bevolkt, fladderden de ptero’s met vaak metersgrote vleugels door het luchtruim. Min of meer tegelijkertijd ontstonden de vogels, eerst Archaeopteryx en daarna de rest, van kanarie tot kolibrie en van struis (die het vliegen verleerde) tot sijs. Een tijdje later gingen ook de zoogdieren zich met de vliegkunst bemoeien en weldra trokken de eerste vleermuizen hun nogal ongecoördineerde baantjes door de avondlucht.
En de mens zag dat alles aan en was jaloers. De mens wilde ook gaan vliegen. Eerst was dat Icarus, die met zijn vader een luchtreis maakte en daarbij te dicht bij de zon kwam, waardoor de techniek faalde en hij roemloos ter aarde stortte. De volgende was Leonardo da Vinci, die de helicopter uitvond maar die ook zo slim was om het bij een ontwerptekening te laten en het echte vliegen uit zijn hoofd zette. Daarna kwamen eerst de gebroeders Montgolfier die de luchtballon uitvonden (die in het Frans daarom nog altijd een montgolfière heet), en vervolgens de echte vliegtuigjes van de gebroeders Wright, Charles Lindbergh en Anthonie Fokker. Nu zijn er de Airbus en de JSF. Er is nog wel één minpuntje: de mens vliegt weliswaar, maar niet zelf. De mens láát zich vliegen, door een bulderende contraptie.
Intussen is de evolutie zo ver gevorderd dat de mens voor een deel bionisch is geworden. Met roestvrijstalen heupgewrichten, porseleinen gebitten, pacemakers en cochlear implants zijn we aardig op weg om volledig tot Homo artificialis te degenereren. Onze zintuigen hebben we kunnen verbeteren met verrekijkers, microscopen, infraroodsensoren, de hubble-telescoop, satelliet-fotografie en afluistermicrofoontjes in kruiskopschroeven aan de muur van Huis ten Bosch. Maar we konden nog altijd niet zelfstandig vliegen. Tot men de drone uitvond. De drone is het bionische menselijk lichaam met vleugels eraan. Alle ledematen die we kunnen missen zijn eraf gehaald. Armen en benen hebben we niet nodig – ik bedoel, ze zijn handig maar voor het functioneren van hart en brein zijn ze nutteloos. Een mens zonder ledematen is weliswaar een beetje onhandig maar kan wel muziek componeren, boeken lezen, zijn schoonmoeder haten of een glas whisky drinken, dat laatste dan wel met een rietje. Je hebt een hart nodig, longen, een brein en een aantal zintuigen. That’s all. Dat hart kun je vervangen door een batterij, het brein door een computerchip, de zintuigen door een camera en een goede microfoon en wat je dan overhoudt is een robot. Zet er dan een paar vleugels aan of een aantal hefschroeven en de drone is geëvolueerd. De drone is de bionische mens zonder ledematen, maar met zintuigen, een accu en een paar propellers.
Zoals de pterosaurus een hoger ontwikkelingsstadium voorstelt van de hagedis, de vleermuis een doorgeëvolueerde mol is en de buizerd een dinosaurus 2.0, zo is de drone de mens van de toekomst. Met alle risico’s van dien. Wie ooit de film A Magic Bush van South Park heeft gezien weet wat ik bedoel. Daarin gaan de drones een eigen leven leiden, met hun eigen belangen en intriges en hun eigen seksuele aandriften. Het is nog maar de vraag of die evolutie nog kan worden gestopt. Wordt vervolgd.