Het Kenniscafé van november handelde over taal. In mijn column brak ik een lans voor een verwaarloosd aspect van taal: de spatie.
De oorlog in Syrië sleept zich voort. Je leest er de laatste tijd weinig meer over. De media zijn kennelijk net zo murw gebombardeerd als het arme Aleppo. Het enige wat nog regelmatig, maar helaas niet vaak genoeg, in de krant of op tv komt, zijn de gevechtspauzes, de staakt-het-vurens, de wapenstilstanden. Het zijn de pauzes in de voortdurende narigheid. De oorlog wordt zo gekenmerkt door de momenten van stilte. Door adempauzes. Dat was ook al zo met de tachtigjarige oorlog. Wat wij ons er dankzij het geschiedenisonderwijs van herinneren, zijn het turfschip van Breda en het twaalfjarig bestand, ergens halverwege die oorlog. Zonder het twaalfjarig bestand geen tachtigjarige oorlog, die dus eigenlijk maar achtenzestig jaar duurde. Dankzij de pauze. In ieder concert zit een pauze. Iedere voetbalwedstrijd kent een pauze. Zo blijkt veel wat we doen te worden gekenmerkt door een periode van nietsdoen, een moment van bezinning, een inhoudelijk vacuüm.Een Emmentaler kaas is alleen een Emmentaler kaas als er gaten in zitten. Zonder gaten geen gatenkaas, dat lijkt een vanzelfsprekendheid.
Hetzelfde geldt voor de taal. Onze westerse talen, zeker in geschreven vorm, kennen zesentwintig letters. Maar als je die letters zomaar achterelkaar zet krijg je een onontwarbare brij tekst, kop noch staart en zonder betekenis. Alle boeken in het westerse schrift zijn geschreven met zesentwintig letters. Met een paar accenten, leestekens, trema’s, Umlauts, tildes en cédilles wellicht, maar die zesentwintig vormen de basis. Maar dan ben je er nog niet. Je hebt in taal de spatie nodig. Het zijn de pauzes in een zin.
Kijk eens met schuin invallend licht op het toetsenbord van je computer of laptop. Aan de slijtage kun je zien welke toetsen het vaakst worden gebruikt: de e, de r, de t, de o, de n én: de spatiebalk. De spatie is de zeventwintigste letter van het alfabet, en zonder enige twijfel de belangrijkste. Ook in de gesproken en zelfs de niet-verbale communicatie is de uitgesproken spatie van groot belang. Niemand, op Dolf Jansen na, dendert al sprekend spatieloos door. Juist de stilte is in een gesproken tekst van groot belang: de bedachtzame stilte, de applausverwachtende stilte, de moeilijke stilte, de pijnlijke stilte. Zonder de juiste en goed getimede stiltes wordt iedere toespraak, ieder gesprek, een toonloze woordenbrij.
C’est le ton qui fait la musique.
Ook zagen we:
Ce sont les trous qui font le fromage.
Maar vooral:
C’est l’espace qui fait la langue.
Een betoog over taal kan niet compleet zijn zonder een ode aan de spatie. Waarvan akte.