Het Kenniscafé van 14 mei was gewijd aan Stephen Hawking, die ons onlangs is ontvallen. En die ons veel duidelijk maakte wat erg onduidelijk was en we nog altijd maar moeilijk kunnen snappen. Mijn column daarover luidde als volgt.
De dood van Stephen Hawking – die overigens vaak werd verward met bioloog en atheïst Richard Dawkins die daarom wegens Hawking’s overlijden ook werd betreurd maar nog springlevend is en dus zíjn verschijnen voor de troon van God in tegenstelling tot Hawking nog even moet afwachten – de dood van Hawking dus, was wereldwijd aanleiding tot bespiegelingen over zwarte gaten, het universum, de Big Bang, en andere onduidelijke dingen. Dingen waarvan je je als gewone sterveling afvraagt wat je er mee moet. Wat kun je ermee? Behalve bespiegelingen maken.
Het antwoord luidt: niets. Kennis over zwarte gaten, het mogelijke aantal heelallen, de exacte ouderdom van het heelal of de heelallen en de chemische reacties die plaatsvonden tijdens de eerste paar seconden na de Big Bang, het is interessante kennis maar we kunnen er niets mee. Van zulke kennis is er heel veel! Ook de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen op Fiji, de grondwaterstand onder Timboektoe, de oogkleur van de zuster van Kim Yung Un en de exacte diepte van de Marianentrog zijn interessante dingen, maar we kunnen er niets mee. Maar er is een verschil. Die verkiezingsuitslagen, waterstand, oogkleur en zeediepte zijn nog dingen die we kunnen begrijpen. Het is allemaal simpel waarneembaar.
Dat is niet altijd het geval met de dingen die Hawking bezighielden. Die zijn bovendien vaak contra-intuïtief. Laten we eens naar dat heelal kijken. Het lijkt oneindig groot maar schijnt dat niet te wezen. Op een afstand van ongeveer 13,8 miljard lichtjaar komt er een einde aan het heelal. Als je zo ver kunt kijken, kijk je ook naar het begin de tijden, want wat zich 13,8 miljard lichtjaar verderop afspeelt is de nagloei van de Big Bang. We kijken dus eigenlijk niet alleen de ruimte in, maar ook terug in de tijd. De rand van het heelal is dan tevens het ontstaan ervan. Maar vervolgens schiet ons denkvermogen tekort. Want wat is er dan voorbij die rand? Wat is er vóór de Big Bang? Kun je wel verder reizen, in gedachten bedoel ik, dan voorbij het heelal of tot vóór de Big Bang? Ik weet dat Vincent Icke ooit uitlegde dat dat onzin is, omdat dat je wel naar het noorden kunt lopen, maar zodra je de noordpool hebt bereikt kan dan niet meer, terwijl je toch verder kunt lopen. Naar het zuiden. Je kunt dus tot het einde van het heelal reizen, en dan kun je verder gaan maar niet meer tot het einde van het heelal. Reis je dan terug in de tijd?
Mij gaat het nu duizelen. Is er iets buiten het heelal, was er iets vóór de Big Bang. Dat probleem hou je ook als je daarbij God die alles schiep inschakelt (ik hoop dat Dawkins nu even niet meeleest), want wie of wat heeft God dan weer geschapen? De tijd vóór het begin van de tijd, de ruimte voorbij het eind van de ruimte, of voor mijn part een schepper die er al was voor bij bestond – het gaat de intuïtie te boven. Of te buiten. Als Hawking mij iets heeft duidelijk gemaakt, is het wel dat onze intuïtie faalt. Hij maakte het onbegrijpelijke begrijpelijk en liet zien dat het onmogelijke mogelijk is. Nu hoeven we het alleen nog maar te snappen, als u begrijpt wat ik bedoel, dat ik dus bedoel wat ikzelf amper begrijp.
Geloof ik.