Jelle Reumer

WETENSCHAP & COMMUNICATIE


Een herstart – de steengroeve van Winterswijk

Sinds januari heb ik geen nieuwe blogs gepost. Ik zat de hele maand februari in Frankrijk om aan een boek over de fossielen van Teylers Museum te werken, en meteen daarna begon de corona-ellende, met de ‘intelligente’ lockdown en een aanwezigheidsverbod bij de universiteit. Het is allemaal goed gegaan (touchwood) en het is tijd voor een herstart, Binnenkort meer over nieuwe boekprojecten, maar eerst iets over Winterswijk.

Vrijdag 21 augustus wordt het eerste exemplaar uitgereikt van mijn Gids voor de Winterswijkse Steengroeve (ISBN 978-90-5345-563-0).  Het boek verschijnt bij Uitgeverij Matrijs, Utrecht. Het boek geeft, na een inleiding over de groeve en de geschiedenis ervan, een overzicht over de mineralen en fossielen die er tot nu toe zijn gevonden, met veel foto’s om de herkenning te vergemakkelijken. Van pyriet tot Nothosaurus, van de bekende voetsporen tot een zeldzame zeepissebed. Ze hebben er een fraaie uitgave van gemaakt mag ik al verklappen. Het kost 19,95 euro en kan desgewenst hier worden besteld bij de uitgeverij. 

Naar aanleiding van het verschijnen mocht ik al op zondag 16 augustus bij Vroege Vogels erover vertellen. Luister hier dat gesprek terug.


Kijk waar je loopt!

Deze week heb ik de volledig vernieuwde tekst en 228 afbeeldingen voor de tweede, vermeerderde druk van Kijk waar je loopt! naar de uitgever gestuurd.

Kijk waar je loopt! gaat over fossielen die in de (voornamelijk) Nederlandse steden gevonden kunnen worden in stoepen, stoepranden, gevels, bordessen en vloeren van o.a. winkelcentra. Er is een grote rijkdom aan fossielen uit diverse geologische tijdvakken, variërend van sponzen en schelpen tot ammonieten en koralen, en zelfs een enkele eencellige. De afbeeldingen geven fossielen weer uit Groningen, Middelburg, Maastricht, Utrecht, Amsterdam, Den Haag en een boel andere steden. Maar ik ben niet overal geweest. Er zijn dus vast nog mooie exemplaren te vinden van de spons Asteractinella, van een schelpachtige Rostroconch, of van het koraal Siphonophyllia. Ik houd me dus altijd aanbevolen voor vondstmeldingen. Weet u een fossiel te zitten dat niet mag ontbreken? Tot 1 maart 2020 is er nog tijd om uw vondst in het overzicht op te nemen. Stuur een foto (wat?) en een vindplaatsbeschrijving (waar?) naar mijn mailadres of mijn twitteraccount (zie Contactpagina voor details).

Deze tweede druk van Kijk waar je loopt! vervangt de eerste druk, die intussen is uitverkocht, en vormt het begin van een geplande serie boeken over de Nederlandse fossielen. Er staan delen over de gewervelde dieren (van Mosasaurus tot mammoet) en de ongewervelde dieren in de planning, en wellicht ook over de fossiele planten van Nederlandse bodem. Ze verschijnen bij de Historische Uitgeverij, Groningen.

(foto: detail ammoniet Houtrustrug, Den Haag)


De Uil en het Poesje

Het kakelverse en nu al onvolprezen vogelblad (-tijdschrift, -boek, -bundel: wat is het?) De Scharrelaar loofde in nummer 2019/1 een prijs uit voor de beste Nederlandse vertaling van Edward Lear’s beroemde nonsense-vers The Owl and The Pussycat. Ik waagde een poging, rekening houdend met Lear’s rijm en metrum, en won tot mijn niet geringe verbazing de prijs! Hier de vertaling:

De Uil en het Poesje

De uil en het poesje gingen uit varen
in een prachtige grasgroene schuit
Met een watermeloen en een flinke zak poen
voeren ze samen het zeegat uit
De uil zag de sterren, hoog in het zwerk
en zong begeleid door zijn luit
‘O heerlijke poes, mijn liefde voelt sterk
Wat een bloedmooie poes ben je toch
Dat ben je
Dat ben je
Wat een bloedmooie poes ben je toch!’

Poes riep met plezier: ‘Jij allerliefst dier,
‘k wist niet dat je zó mooi kon zingen
O laten we trouwen, ‘k zal ’t nimmer berouwen.
maar hoe komen we dan aan de ringen?’
Zo voeren ze maar, wel meer dan een jaar
naar het land van het Bingelbongkruid
En daar in het bos liepen twee varkentjes los
Met een ring aan het eind van hun snuit
Van hun snuit
Van hun snuit
Met een ring aan het eind van hun snuit.

Ze wilden het doen en boden toen poen
aan de zwijntjes, die riepen ‘da’s fijn!’
Ze werden getrouwd door een oude kalkoen
die woont naast de berg bij ’t ravijn.
Ze aten een dis van gebakken banaan
met een mes en een aftandse vork
En hand in hand, aan de rand van het strand
Dansten ze bij het licht van de maan
Van de maan
Van de maan
Ze dansten bij het licht van de maan.

PS: koop evengoed vooral De Scharrelaar, een uitgave van AtlasContact


Kijken in de Zwarte Spiegel

Naar aanleiding van de Netflix-serie Black Mirror ging het Kenniscafé van september in De Balie over de raakvlakken tussen science-fiction, realiteit, privacy en big brother. Helaas was ik zelf verhinderd om te komen, maar had passende vervanging geregeld om de column uit te spreken:

digitale transsubstantiatie

Dag allemaal, ik moet helaas beginnen met het verontschuldigen van de columnist van vanavond. Hij is verhinderd, beetje ziek naar het schijnt. Gelukkig heeft hij mij gestuurd, zijn avatar. Waarschijnlijk kunt u het verschil niet zien tussen Jelle Reumer en het object dat nu tegen u staat te praten, maar sinds al vroeg in de middeleeuwen de katholieke kerk de transsubstantiatie uitvond, is de techniek eromheen enorm verbeterd. Vandaar.

Destijds werden een korst brood en een beker wijn tevoorschijn getoverd uit het altaar en na wat prevelementen waren die veranderd in het lichaam van de verlosser. En hoewel broodkorst en wijn er zo op het oog niet echt uitzagen als de gekruisigde heiland, was dat wel degelijk het geval. Het fenomeen bewijst dat iets niet hoeft te zijn wat u ziet. Wat de kerkganger zag, was een representatie. Beetje primitief wel. Maar de techniek, ik zei het al, is vooral in de jaren dertig van de eenentwintigste eeuw met sprongen vooruit gegaan en zo komt het dus dat Reumer hier nu niet zelf staat, maar is vervangen door een levensechte getranssubstantieerde representatie. Ik ben slechts een vleesgeworden algoritme en kan spreken en bewegen dankzij de modernste techniek.

Straks, na afloop van dit Kenniscafé, moet ik nog even wat boodschappen doen. Bij de Albert Heijn hier verderop, die geheel personeel-loos is. Wat een weelde. Ik kan van de schappen pakken wat ik wil. Alles wordt met behulp van camera’s, warmtesensoren en ingebouwde microchips minutieus gevolgd. Ieder pak hagelslag, elke doos eieren en alle flessen afwasmiddel en versgebakken pistoletjes die ik pak, worden feilloos geregistreerd; dankzij vierdimensionale en daardoor onfeilbare gezichtsherkenning aan Reumers Bonuskaart-account toegevoegd en bij het verlaten van de winkel automatisch van zijn bankrekening afgeboekt. Bij het zich vanzelf openende poortje bij de uitgang wordt het hem toegemeten aantal zelfklevende insectenplaatjes van de nieuwste Freek Vonkserie in een bakje gestort, waar ik ze uit kan pakken. Echt leuk. Een kind kan de was doen. Soms voel ik me net een echt mens.

Ooit, in 2019 als ik me goed herinner, werd er nog wel gezanikt over een ouderwets concept dat men destijds privacy placht te noemen. Maar toen al was dat een volstrekte idee-fixe geworden. Ook nu. Op iedere straathoek hangen camera’s, iedere pinbetaling, elke OV in- en uitcheck, alle boeren en scheten die we laten, elke kus die we geven, alles wordt digitaal geregistreerd. U en ik zijn geen mensen meer, maar tot algoritmen gereduceerde objecten. Daar is geen brood en wijn meer voor nodig. Laat die maar lekker liggen in de supermarkt. De transsubstantiatie is volledig en totaal geworden. De heiland is over ons gekomen en in ons gevaren.

Namens Jelle Reumer dank ik u voor uw aandacht.


Heggen, veel heggen graag!

Mijn Vroege Vogels column van afgelopen week: over een lichtpuntje aan de horizon, en Waalse heggen:

Soms is het heerlijk om in een column eens even flink van leer te trekken tegen alles en iedereen die er een potje van maakt, van de natuur, van het landschap, de biodiversiteit, het klimaat en het algehele welbevinden van de mensheid op de langere termijn. Maar soms ook is het een genoegen om lichtpuntjes te benoemen. En vandaag heb ik er een voor u, zo’n lichtpuntje. De regering van Wallonië heeft namelijk het licht gezien, vandaar. En nee, dit is géén Belgenmop.

De Waalse regering heeft deze week een nieuw regeerakkoord gepresenteerd, en een van de speerpunten die daarin worden genoemd is het aanplanten van 4000 kilometer heggen. U hoort het goed: vierduizend kilometer, dat is de hemelsbrede afstand van het Naardermeer tot aan het Aralmeer in westelijk Oezbekistan. Als dat lukt, wordt heel Wallonië nog mooier dan het Normandische bocage-landschap.

Waar is dat nou goed voor, zult u denken. Want behalve dat heggen een landschap wel pittoresk stofferen, staan ze voor de moderne agro-ondernemer met zijn kolossale machinepark flink in de weg. Nou, de franstalige Belgen hebben niet minder dan tien voordelen ontdekt. En die zijn niet primair bedoeld voor wandelaars met een afritsbroek, plantengids en een verrekijker, maar juist voor de boeren. Heggen beschermen gewassen tegen windschade, werken als een dijkje bij plotselinge overstromingen, huisvesten insecten die plagen kunnen helpen bestrijden of die de bestuiving regelen, ze produceren hakhout voor de kachel en verfraaien daarnaast het landschap en bevorderen de biodiversiteit. Het is dus geen win-win dingetje, maar een win-win-win-win-enzovoort oplossing. De bijdrage aan de CO2 reductie is helaas te verwaarlozen, maar ja, je kunt nu eenmaal niet alles hebben.

In een land, Wallonië dus, dat te maken heeft met een teruggang van 57% onder de reptielen, met 52% minder mieren, 43% minder amfibieën, 33% van de libellen die op punt van uitsterven staan, en 30% van de vogels en 28% van de zoogdieren die in hun voortbestaan worden bedreigd, komen die vierduizend kilometer meidoorns, haagbeuken, vuilboompjes, sleedoorns, vlierbessen en ander struikgewas als een geschenk uit de hemel. Nou ja, ze staan er nog niet natuurlijk. Een Waalse boer had onlangs 700 meter aangeplant, en prompt zaten er groenlingen, vinken, kneutjes en geelgorzen die hij er daarvoor nooit zag, en insecten die vraatzuchtige de rupsen van zijn gewas plukten. In de afgelopen regeerperiode, toen het nog geen vastgesteld beleid was, is er al meer dan 100 kilometer aangeplant, dus de rest komt vast ook wel. En what about Nederland? In gedachten zie ik al mogelijkheden om zelfs van de Flevopolders nog iets moois te maken. Een idyllische bocage rond Biddinghuizen en Dronten.

Nee, die Belgen zijn echt zo gek nog niet.


Rotte vis

Ben een tijdje offline geweest, maar nu weer terug op deze webstek met een regelmatige nieuwe bijdrage. Afgelopen zondag meende ik Bas Haring een hart onder de riem te moeten steken en deed dat bij Vroege Vogels. Hier mijn column:

Onder de schurende kop ‘De natuur kan best wat soorten missen’ publiceerde De Volkskrant onlangs een interview met volksfilosoof Bas Haring, bekend van prettig leesbare boeken en boude uitspraken. Haring vraagt zich openlijk af of het met de biodiversiteit niet een tikje minder kan en of we daar dan last van zouden hebben. Er zijn bijvoorbeeld 700 soorten tropische vijgenwespen, maar wat zou er mis gaan als dat aantal tot de helft zou slinken? Is de aarde er akeliger aan toe met maar 350 soorten vijgenwespen? Een paar jaar geleden vroeg hij zich af wat er mis gaat als de panda zou uitsterven. Toen, en nu ook, werd en wordt Haring met hoon overladen. Vooral door biologen. Pek en veren. Rotte vis.

Maar Bas Haring doet precies wat een filosoof hoort te doen, namelijk ons aanzetten tot nadenken – en dat kan nooit kwaad, ook niet wanneer dat leidt tot vervelende conclusies. Ga naar na: de mammoet is uitgestorven, en de wolharige neushoorn, de sabeltandtijger, de dodo, de trekduif, de Carolina parkiet, de Tasmaanse buidelwolf, de reuzenalk, de zeekoe van Steller, het winterkoninkje van Stephen’s Island, de Myotragus en het dwergnijlpaardje van Cyprus – en zo kan ik doorgaan tot het nieuws van tien uur. Maar wees eerlijk: eet u daar een boterham minder door? Is een zomerse zonsondergang bij Kijkduin daardoor lelijker geworden? Geniet u minder tijdens een ochtendwandeling langs de Drentse Aa? Nee natuurlijk niet!

Het zal niet lang meer duren voordat ook de orang-oetan is uitgestorven, gevolgd door de witte en Sumatraanse neushoorns, de iconische panda, de gorilla en 350 soorten tropische vijgenwespen. Maar ook dan eet u geen aardappel minder en blijft de aardbol om zijn as tollen en rondjes om de zon draaien.

Alle negen of tien miljoen dier- en plantensoorten die bestaan, zijn het resultaat van bijna vier miljard jaar evolutie. Zij hebben alleen al vanwege die prestatie een intrinsieke reden van bestaan en verdienen het absoluut om niet te worden uitgeroeid. Ze mogen best worden beschermd en dat mag ook nog wat kosten, maar als dat om wat voor reden dan ook misgaat, is er weinig aan de hand. Morgen is er weer een dag, met verse koffie en een glaasje wijn bij het eten; maar wanneer Bas Haring dat nuchter constateert, is de wereld te klein.

Nee, niet de filosofen die ons prikkelen en laten nadenken zijn het probleem, maar de Trumps en de Bolsonaro’s van deze wereld – en eigenlijk wij allemaal, terwijl we zaniken over processierupsen en klagen over een molshoop in het gazon en vol ijver dat wespennestje onder de dakgoot doodspuiten. En dan is de mensheid ook nog hard op weg naar de tien miljard. Dat er dan geen plek meer overblijft voor veel andere soorten is een nare constatering, maar wel één die klopt. Denk daar maar eens over na, straks bij de koffie.

Fijne zondag.

(Ook te beluisteren op: https://vroegevogels.bnnvara.nl/nieuws/jelle-reumer-rotte-vis )


De bomen en het bos…

Voor wie afgelopen zondag 21 april Vroege Vogels heeft gemist: hier is de tekst van mijn column.

Er is veel te doen over onze bomen, op de sociale en in de papieren media wordt dagelijks geklaagd over de ongebreidelde bomenkap, maar ook gepleit voor meer biodiversiteit waarvoor juist wél bomen moeten worden gekapt, én voor minder CO2 waarvoor weer aanplant nodig is, én voor of tegen houtstookcentrales en dat alles in een zodanige melée van vaak onzinnige meningen dat geen mens door de bomen het bos nog ziet. Dat bomen CO2 vastleggen staat buiten kijf, maar zodra ze doodgaan en worden verbrand of wanneer ze verteren (wat chemisch gezien ook verbranden is maar dan veel langzamer en zonder vlammen) komt die CO2 weer vrij. Bomen helpen dus alleen op de korte termijn, ze geven Parijs een beetje respijt maar lossen het probleem niet op.

En dan, je hebt bomen en bomen. Er zijn eeuwenoude eiken en linden maar ook populieren die na al een jaar of veertig krakkemikkig worden. Er zijn bomen die hier van nature thuishoren en exoten als Douglas sparren en Amerikaanse eiken. Er zijn sierbomen en productiebomen. Prachtige eikenlanen bij oude landgoederen en sparren als scheepsmasten in rijen als de grafzerken op een soldatenkerkhof. Mensen hechten zich aan de bomen in hun omgeving, zelfs als dat eindeloze rijen ondenkbaar ijle populieren zijn. Een boom is meer dan een boom, en de hak- en zaagwoede is de laatste tijd flink uit de hand gelopen. Natuurmonumenten maakt pas op de plaats, Staatsbosbeheer legt geduldig uit dat er goede argumenten achter de zaagwoede steken, maar de timing is uiterst onhandig.

Wat mij nog het meeste stoort, is dat een bos niet wordt meer gezien als een natuurgebied, maar als een recreatieterrein. Je moet er niet alleen kunnen wandelen, maar ook hardlopen, fietsen en mountainbiken en bij gebrek aan handhaving zelfs kunnen motorcrossen. Er worden overal mountainbike-parcoursen aangelegd en mtb-wedstijden georganiseerd. Wat een waanzin.

Nederland bungelt bovendien met 11% bosoppervlak schaamteloos onderaan het Europese landenlijstje. Minister Carola Schouten, die ik meestal het voordeel van de twijfel gun, heeft nu gezegd dat de ontbossing moet stoppen. Ik heb een idee: een win-win-win oplossing. Vorm landbouwgrond om tot bos, dat wil zeggen, plant duizenden CO2-vastleggende bomen op gronden waar nu mais wordt geteeld, leg daar dan mtb-parcoursen in aan en ontlast zo de bestaande bossen van die maffe sport. Ik zie alleen maar voordelen: er zijn minder afgrijselijke maisvelden, er komt veel nieuw bos bij, er wordt tijdelijk een hoop CO2 vastgelegd en de bestaande bossen komen weer beschikbaar voor wie er echt thuishoren: de wielewaal en de bosuil.

Maar met een minister die weliswaar van goede wil is maar ook landbouw in haar portefeuille heeft, zie ik toch een beer op de weg. Dat de agrobusiness en de natuurbescherming in één departement zijn ondergebracht is net zoiets als een leeuw en een lam in één hok stoppen. Dat loopt nooit goed af. Dan wint de leeuw, raggend op een mountainbike en zwaaiend met een kettingzaag in zijn klauwen.

 

 

 

 

 

 


Blijkt of lijkt pijpen een goed idee?

Het Kenniscafé van De Balie, Volkskrant, KNAW en NEMOKennislink ging in april over ‘sloppy science’. Mijn slotcolumn van deze avond:

Nee, ik ga het niet hebben over die hoogleraar van de Katholieke Universiteit Tilburg die nu geen hoogleraar meer is, en ook niet over zijn collega van de Radboud Universiteit die ooit beweerde dat je van vlees eten agressief wordt. En ook niet over ‘the right honourable’ mevrouw Annie Schreijer-Pierik van de Europese CDA-fractie die beweerde dat vleeseten een geneeskrachtige werking heeft. Dat is allemaal geen wetenschap, hooguit lulkoek. Dat woord, lulkoek, vormt een mooi bruggetje naar het volgende. Afgelopen week stond er een prachtig koppenrijm in de Volkskrant.

Onderaan op een linkerpagina de aankondiging van het Kenniscafé: ‘Een avond over rammelend onderzoek en hoe het beter moet, met topwetenschappers en een heuse Chief Failure Officer’, zo werd vermeld. Schuin daarboven en niet te missen, de kop ‘Orale seks lijkt kans op miskraam te verkleinen’. Dat was een bericht waar heel mannelijk Nederland zich de vingers bij aflikte, want de simpele conclusie lijkt dat er meer gepijpt moet worden teneinde het nodige zwangerschapsleed te voorkomen. Dat dan dus eigenlijk onnodig leed is, zo wil dit bericht doen geloven.

Meteen sprong een pientere wetenschapsjournalist van de NRC er bovenop en ging een beetje factchecken. Het bleek dat de statistiek eigenlijk op een te kleine steekproef was gefundeerd en dat de bewering dat pijpen helpt daardoor ongefundeerd is. Jammer jongens. Maar de pienteraar had een slimmigheidje van de Volkskrantredactie over het hoofd gezien: het woordje ‘lijkt’. Er stond niet dat fellatio de kans op een miskraam ‘blijkt’ te verkleinen, maar dat ‘lijkt’ te doen. Eén letter verschil maakt dat er een totaal andere bewering staat, en dat hier iets ‘lijkt’ kun je moeilijk ongefundeerd noemen.

Wetenschappers bedienen zich buitengewoon vaak van termen die omfloerst aangeven dat er geen 100% zekerheid is. ‘We suggest’, ‘the authors propose’, ‘our working hypothesis is …’, ‘possibly’, ‘supposedly’, ‘it seems that’, ‘the results of our analysis appear to suggest that’, en zo kan ik nog wel even doorgaan. In veel gevallen eindigt het artikel waarin dit staat met een zinsnede dat de voorlopige en statistisch nog ietwat onzekere conclusie moet leiden tot vervolgonderzoek (‘more research is needed’). Het gaat daarna mis wanneer zo’n voorlopige conclusie wordt overgenomen in een volgend artikel of in een mediabericht, maar dan met een iets minder omfloerst geformuleerde onzekerheidsmarge. En dat gaat daarna snel een eigen leven leiden; de onzekerheid wordt zekerheid en daarna waarheid. Sindsdien leidt inenten tegen de mazelen tot autisme. Dat krijg je ervan.

Ik ben nu benieuwd hoe snel de statistisch rammelende conclusie van het Leidse pijponderzoek tot onfeilbaar mantra wordt verheven en de film Deep Throat als voorlichtingsfilm wordt heruitgebracht.

 

 


Visie of vuurwerk?

Vandaag, 28 december, gaat de vuurwerkverkoop van start. Daarom nog een tekstueel knallertje op de grens van het nieuwe jaar. Mijn decembercolumn voor Vroege Vogels:

“Ik stem van harte in met het motto ‘De beste regering is die welke het minst regeert’ en ik zou het waarderen als het sneller en systematisch zou worden opgevolgd. Als het zover is, komt het uiteindelijk neer op het volgende, waarin ik ook geloof: ‘De beste regering is die welke helemaal niet regeert’; en wanneer de mensen daaraan toe zijn, zal dat het soort regering zijn dat ze zullen hebben.”

Dit zijn niet mijn woorden; ze werden in 1849 gepubliceerd door Henry David Thoreau, de beroemde Amerikaanse natuurfilosoof, nadat hij een paar jaar eerder een nachtje in het cachot had doorgebracht vanwege zijn weigering belasting te betalen. Een regering die helemaal niet regeert, het zijn woorden waar ze in Amerika wel pap van lusten. In ons eigen land hebben we liever een regering die wel regeert, die visie uitstraalt en verstandige dingen doet. Maar helaas, wie dat denkt, komt bedrogen uit. Onze regeringsleider meent dat wanneer je op visie zit te wachten, je maar naar de oogarts moet gaan.

Ik moest meteen aan deze woorden van Thoreau denken, toen ik deze week in de krant het bericht las dat de gemeenten het instellen van vuurwerkvrije zones overlaten aan de burgers zelf. Het vuurwerkfestijn rond de jaarwisseling is volledig uit de hand gelopen. Terwijl u en ik de open haard en de barbecue niet meer aan durven steken vanwege het fijnstof en de geurtjes die het luchtruim kiezen, worden in een paar uur tijd een hoeveelheid fijnstof en zwaveldampen de lucht in geblazen waarbij de bombardementen in Jemen en Syrië verbleken als onschuldige kampvuurtjes. Onze huisdieren beleven een urenlange nachtmerrie. De oogartsen en chirurgen komen handen, scalpels en naald en draad tekort om alle oorlogswonden te behandelen. De politie en brandweer draaien overuren. De gezamenlijke Nederlandse vogelfauna kiest het luchtruim en blijft een paar uur op veilige hoogte rondcirkelen. De luchtverkeersleiding kan de wolken vogels op hun radarschermen waarnemen.

Al jaren pleiten honden- en kattenliefhebbers, artsenorganisaties, politie en brandweer en iedereen die de natuur een warm hart toedraagt voor een verbod op die flauwekul. Maar de overheid wil (pun intended) aan zo’n verbod de vingers niet branden. De rijksoverheid schuift de verantwoordelijkheid af naar de gemeenten, en die schuiven het nu door naar de burgers. Die mogen per straat uitzoeken of ze een vuurwerkvrije straat willen zijn of niet, en dan krijgen ze een leuk bordje cadeau waar dat op staat, maar de gemeente zegt er voor het eigen gemak meteen bij dat ze zo’n vrijwillige vuurwerkvrije zone niet gaan handhaven. Geen prioriteit. En dus hebben we straks weer de nodige kapotte vingers, ogen waar het licht uit verdwenen is, een paar miljoen bange honden en katten, en grote wolken opgeschrikte vogels.

Voor visie moet je bij de oogarts zijn, maar ja, die is dan net even druk bezig met opereren. Henry Thoreau krijgt zo ongewild zijn negentiende-eeuwse zin: we hebben een regering die niet regeert. Onthou zijn naam, Thoreau: die man had pas visie!